Tel Megiddo ligt aan de oostkant van het Karmelgebergte. Je hebt er goed uitzicht op de Jizreël vallei. Ook de bergen van Galilea, Nazareth en de berg Moreh zijn goed zichtbaar. De bergen van Gilboa, waar Saul en Jonathan zijn gesneuveld, kun je aan de zuidelijke kant van de Jizreël vallei goed zien liggen.
Het ligt op een strategisch punt. Als mensen reisden vanuit Mesopotamië naar Egypte, of andersom, moesten ze langs Megiddo komen. Om die reden is Megiddo en de Jizreël Vallei vaak het toneel geweest van veldslagen. In de Bijbel worden enkele oorlogen genoemd die hier werden uitgevochten: Thoetmosis III van Egypte vocht tegen Syrische troepen - 1468 BCE. Jozua versloeg de koning van Megiddo - Jozua 12:21. Deborah en Barak versloegen de Koningen van Kanaän - Richt. 5:19. Gideon versloeg de Midianieten - Richt. 7. Saul werd verslagen door de Filistijnen - 1 Sam. 28-31. Ahazia, de koning van Juda, stierf daar - 2 Kon. 9:27. Koning Josia werd gedood in een veldslag tegen Farao Necho van Egypte - 2 Kon. 23: 29-30; 2 Kron. 35: 20-27. In Openbaring wordt Megiddo Armageddon (hebr: Har Magedon) genoemd als het toneel van de eindstrijd (Op. 16:16). Ook de strijd van Joden tegen de Romeinen, en veldslagen van Moslims en kruisvaarders werden hier uitgevochten. In de recente geschiedenis was de vallei ook het toneel van oorlogen. Ook oorlogen die leidden tot de onafhankelijkheid van Israël: Napoleon vocht in 1799 tegen de Turken. Generaal Allenby en de Britten versloegen de Duits-Turkse coalitie in 1918. De Britse officier Orde Wingate leidde de Joodse strijdkrachten in deze vallei op in de jaren dertig. Latere leiders van de Onafhankelijkheidsoorlog (1948-1949), waaronder Moshe Dayan en Yigal Alon, werden opgeleid door Wingate. De opgraving van de Tel Megiddo is al een eeuw geleden begonnen. In 1905 werden de poorten gevonden, gebouwd in opdracht van koning Salomo toen hij Megiddo versterkte. Je vindt er paleizen, stallen uit de tijd van de koningen, een watertunnel waarvan de schacht midden in de stad was verbonden met de bron buiten de stad via een horizontale tunnel. Hier kun je doorheen lopen. Een boeiende plaats om te bezoeken in het Noorden van Israël.
0 Comments
Het is op dit moment onmogelijk om jullie mee te nemen op een rondreis door Israël. Daarom nu een voor ieder toegankelijke ‘rondleiding’ rond de Bahai tuinen in Haifa. Ik vertel jullie het verhaal van de oorsprong van een kleine, maar opmerkelijke minderheid in Israël. Hun ideeën doen in veel opzichten modern aan. Voor jullie deze blog over de Bahai. Bahai is een religie die in de 19e eeuw is voortgekomen uit de Islam en zich daarvan volledig heeft losgemaakt en een eigen richting is ingeslagen. In 1844, Iran, begon een edelman zijn leringen te verkondigen. In de Islamitische wereld was de verwachting groeiende dat de Mahdi (messias) zich zou gaan openbaren. Volgens een Islamitische overlevering was in het jaar 878 de jonge mahdi in een rots verdwenen en zou zich openbaren over 1000 jaar. Volgens de jaren van de maankalender zou dit het jaar 1850 zijn. Geboren in 1819 in Iran, begon deze edelman, met de naam Mir Mohammed Ali, de mensen vanaf het jaar 1844 voor te bereiden op deze aanstaande gebeurtenis. Hij beweerde dat hij in contact stond met de mahdi. De Islam leert dat er in elke generatie zo iemand is. Deze persoon wordt een bab (= poort) genoemd. Zijn leringen waren, gezien vanuit de heersende Islam, zeer onorthodox.
De bab, Mir Mohammed Ali, had 18 leerlingen en mensen begonnen naar hem te luisteren. Het jaar 1850 brak aan en in dat jaar kwam de edelman met de mededeling dat hijzelf de mahdi was. Dit werd de autoriteiten in Iran te gortig en in dat jaar werd hij met zijn 18 volgelingen in Tabriz in Iran gedood, de lichamen werden in een droge gracht geworpen om door de wilde dieren te worden opgegeten. In het geheim hebben enkele volgelingen de beenderen van de bab/mahdi gered en verborgen. De bab en zijn 18 leerlingen werden door de volgelingen heilig verklaard en het getal 19 werd een heilig getal voor de Bahai. Het gat dat Mir Mohammed Ali na zijn dood in 1850 achterliet werd opgevuld door een volgeling, Mir Husein Ali. Hij gaf aan dat de edelman Mir Mohammed Ali de mahdi was en dat hij nu de bab was voor deze mahdi. Hij gaf zichzelf de naam Baha-Ullah (=glorie van G’d). Hij ontwikkelde de Bahai godsdienst verder vanaf 1850. Hij werd verbannen uit Iran en leefde in ballingschap in Irak en Turkije, waar hij zijn leer verder verspreidde. Dit gebied maakte deel uit van het Ottomaanse rijk. In 1860 waren de Ottomanen de verspreider van de ketterse leer zat en zetten ze hem gevangen in Turkije. Echter rondom de gevangenis verzamelden zich nu duizenden van zijn volgelingen. De autoriteiten zaten met de handen in het haar en besloten tenslotte om de man te verbannen naar een van de verste uithoeken van het Ottomaanse rijk, in de hoop de rust te herstellen. Baha-Ullah kreeg in 1868 een plaats in de gevangenis in Akko. De man was echter zeer nobel en hoogstaand en de Ottomanen waren verlegen hem als een crimineel te behandelen. Hij mocht zich binnen Akko vrij bewegen, en moest elke avond terugkeren naar de gevangenis om er te overnachten. Dit bleef de situatie gedurende de rest van zijn leven, tot aan zijn dood in 1892. In Akko schreef hij zijn heilige boeken met daarin de leer van de grondlegger van de Bahai. Deze leer doet in veel opzichten modern aan. Een korte samenvatting van enkele centrale ideeën:
Opmerkelijk feit is dat in 1890, 2 jaar voor zijn dood, de Baha-Ullah voorspelde dat Haifa een grote havenstad zou worden, en dat de nacht verlicht zou gaan worden met kunstlicht. Dit was voordat Haifa een haven had ( de bouw ervan begon pas in 1922 en was klaar in 1933) en voordat elektrisch licht een rol speelde (in 1897 ging in de VS, Buffalo, voor het eerst straatverlichting aan, 18 jaar nadat Edison het eerste elektrische licht had gepresenteerd). De Baha-Ulla stierf in Akko in 1892 en werd daar begraven. De beenderen van de Bab Mir Mohammed Ali werden uit Iran gesmokkeld en via een smokkelroute in 1909 overgebracht naar Haifa en daar begraven in een graftombe, zie plaatje hierboven. Rondom beide graven zijn prachtige tuinen aangelegd, waarvan de tuin in Haifa de bekendste is. Baha-Ullah werd opgevolgd door Abdul Baha, zijn zoon. Hij leidde de beweging vanuit Akko tot aan zijn dood in 1921. Hij maakte de Bahai een internationale beweging en was missionair actief. Hij werd gerespecteerd door Joden en Moslims, het Brits mandaat behandelde hem met respect. Hij was zeer geliefd en zijn begrafenis in 1921 werd bijgewoond door tienduizenden mensen. Zijn graf is naast die van de Bab Mir Muhammed Ali in de graftombe in Haifa. Abdul Baha Zijn zoon Shoghi Effendi Rabbani nam vanaf 1921 de leiding van de nu internationale Bahai beweging over tot aan zijn dood in 1957. Hij heeft zich aanvankelijk verzet tegen zijn benoeming en maakte een regel dat na zijn dood de leiding van de Bahai niet zou overgaan op een individu maar op een raad van 9 rechters. Dit is ook zo gebeurd. Waar na 1957 aanvankelijk de leiding rustte op mannen, kwamen al spoedig ook vrouwen, kleurlingen en Chinezen op rechtersposten terecht. Shoghi was een sterk supporter van het Zionisme. Hij stelde Joden in staat om land te kopen van de Bahai. Hij had leiding over de Bahai ten tijde van de oprichting van de staat Israël in 1948. Na 1948 werd de relatie met de staat Israël complex. De Bahai is een missionaire beweging, en missie door welke godsdienst dan ook werd in Israël verboden. De Bahai en Israël kwamen overeen dat missie in Israël niet zou plaatsvinden. Tot op de dag van vandaag houden de Bahai zich hieraan, bekeringen in Israël zijn onmogelijk en worden door de Bahai niet geaccepteerd. De Bahai hebben een sterke visie op harmonie, wat zich weerspiegelt in de prachtig onderhouden Bahai tuinen in Haifa. Het idee is dat een omgeving van harmonie en schoonheid een positieve invloed heeft en de mensen tot betere mensen maakt. Zij hadden extra grond nodig voor hun tuinen en mochten dit aankopen van de Staat Israël. Voorwaarde was wel dat de tuinen gratis zouden openstaan voor het publiek. Dit was een eenvoudige eis omdat Bahai geen geld mogen aannemen van niet-Bahai. Omdat het Israëlische publiek op shabbat graag en veel picknickt en BBQ-t, werd het er al snel een puinhoop. De Bahai verzochten en kregen toestemming om de tuinen op Shabbat te sluiten. Er mag niet gegeten en gedronken worden in de tuinen, bezoek op afspraak met rondleiding van een Bahai vrijwilliger is mogelijk. In de tuinen staan geen bankjes, je kunt er niet zitten, alleen erdoorheen lopen. De tuinen zijn mooi, met water, marmer, beplanting, en je vindt er symbolen van de Bahai:
De tuinen worden onderhouden door Bahai vrijwilligers, die tot een jaar lang hun bijdrage leveren aan het onderhoud. Het is voor een rechter voorschrift om minstens een jaar als vrijwilliger te hebben gewerkt aan het onderhoud van de tuinen in Haifa. Eenmaal per jaar komen Bahai uit de hele wereld naar Haifa voor een 9-daagse pelgrimage. Dit vindt plaats in april. In het noorden van Israël, net ten zuiden van het prachtige natuurreservaat voor vogels, de Hula meren, ligt een belangrijke en voor velen wat minder bekende opgraving: Tel Hazor. Gelegen in een fraai landschap met veel landbouw, omgeven door de bergen van Libanon in het westen, de Golan hoogvlakte aan de oostzijde en met zicht op het noordelijk gelegen Hermon gebergte, lag de eens zo belangrijke plaats Hazor. De stad Hazor was een van de meest belangrijke steden in Kanaän ten tijde van de intocht van de Israëlieten. In de Bijbel wordt de stad op verschillende plaatsen genoemd. Er zijn ook uitgebreide opgravingen gedaan die een poging vormen om het bijbelse verhaal al dan niet te koppelen aan de vondsten tijdens de opgravingen. In de archeologie wordt de periode van de opkomst van de stad Hazor de Vroege Brons periode genoemd. Dit was van 3200-2200 voor de jaartelling. Na de vroege Brons periode volgde in het hele gebied van wat wij Levant (het oosten) noemen, een grote migratiegolf waarbij grote en uitgestrekte steden in het westelijik deel van de Levant plotseling werden verlaten en er sporadisch wat kleine nederzettingen voorkwamen. Deze periode duurde ongeveer 200 jaar. De stad Hazor echter bleef een grote stad waar de bewoners niet weg trokken. De omvang van de stad was zo’n 800 dunam, waarvan het grootste deel niet is opgegraven maar bedekt is onder de omringende velden. De zichtbare top, het centrum waar de elite woonde, is opgegraven. Dit is ongeveer 100 dunam groot. Hazor wordt dan ook in Jozua 11:10 ‘het hoofd van al deze koninkrijken’ genoemd. De geschiedenis van Hazor begint zo’n 2800 jaar voor de jaartelling, 1000 jaar voor de tijd van Abraham. Het was een grote Kanaänitische stad, gelegen langs de belangrijkste handelsroute van Kanaän/Egypte naar Assyrië en Mesopotamië. De route naar het noorden liep van Hazor via Qatna naar Mari. Naar het zuiden liep de route van Hazor via de Jizreël vallei naar Megiddo en vandaar via de kust bij Jaffo naar Egypte. Op bovenstaande kaart zie je grijze handelsroutes. De steden Hazor, Qatna en Mari zijn omcirkeld. Ook Dimasqa (Damascus) heb ik voor je oriëntatie aangegeven. Mari is een zeer belangrijke stad geweest aan de rand van Mesopotamië, met paleizen en tempels. Op deze kaart zie je geheel Mesopotamië met de rivieren de Eufraat (meest zuidelijke) en de Tigris (meest noordelijke). Rechts onderin staat Ur afgebeeld en wat meer noordwestelijk Babilim (Babel). De dikke vlek vlakbij Hazor en Damascus geeft aan waar ongeveer het Hermon massief ligt. Van Hazor liep langs de oostkant van het Hermon massief een directe route naar Damascus. Ook langs de westelijke route om de Hermon heen kon Damascus worden bereikt, dit was een wat langere maar ook veel gebruikte weg. Abraham gebruikte beide routes naar Damascus om de koning Kedorlaomer uit Elam (deel van het huidige Iran, gelegen aan de Perzische golf) en zijn bondgenoten te achterhalen en zijn neef Lot te bevrijden. Op de route ten westen van de Hermon, die links (westelijk) van Damascus lag, vond Abraham hen terug. Gen. 14 : 9, 14-15 9 "Tegen Kedor-laomer, den koning van Elam, en Tideal, den koning der volken, en Amrafel, den koning van Sinear, en Arioch, den koning van Ellasar; vier koningen tegen vijf. … 14 Als Abram hoorde, dat zijn broeder gevangen was, zo wapende hij zijn onderwezenen, de ingeborenen van zijn huis, driehonderd en achttien, en hij jaagde hen na tot Dan toe. 15 En hij verdeelde zich tegen hen des nachts, hij en zijn knechten, en sloeg ze; en hij jaagde hen na tot Hoba toe, hetwelk is ter linkerhand van Damaskus.” We nemen een sprong in de tijd. Gedurende de Late Brons periode (1550-1200 voor de jaartelling) kwamen de Israëlieten onder leiding van Jozua in het land. Er volgde een periode waarin geleidelijk het volk zich vestigde onder de Kanaänitische stammen. De koning van Hazor, Jabin, wordt op twee plaatsen genoemd in een oorlog met de Israëlieten. De naam Jabin betekent: ‘de wijze’ of de ‘waarnemer’. De eerste vermelding is in Jozua 11:1 e.v.: Het begin van het hoofdstuk meldt dat de koning van Hazor alle koningen van het noorden oproept en met hen een alliantie maakt om tegen de Israëlieten te strijden. De locatie van de strijd is bij de wateren van Merom (huidige Hula meren). Alleen de stad Hazor wordt door Jozua verwoest en met vuur verbrand. De datering van deze verwoesting met vuur is rond het einde van de 15e eeuw, terwijl algemeen wordt aangenomen dat Jozua enkele tientallen jaren later op het toneel verscheen. Over deze discrepantie is veel discussie onder archeologen.1 Een tweede vermelding is in Richteren 4 waar de slag tegen Israël wordt geleid door de Syrische commandant Sisera en waarin Deborah het leger van de Israëlieten aanmoedigt en de legeraanvoerder Barak aanwijzingen geeft. De locatie van deze strijd is de Jizreël vallei. Het Syrische leger wordt verslagen door de Israëlieten. In deze tweede vermelding wordt Jabin terloops genoemd.2 Later wordt Hazor genoemd als een van de drie steden die door koning Salomo werden versterkt, zie 1Kon. 9:15. “En dit is de zaak van de belastingheffing die koning Salomo heeft verhoogd; om de Tempel van de Eeuwige te bouwen, en zijn eigen huis en de Millo, en de muur van Jeruzalem en Hazor en Megiddo en Gezer.” De stad, die was gelegen in het gebied van de stam van Naftali, was weer bewoond geraakt, nu door Israëlieten . De strategische waarde van de stad bleef onveranderd. We spreken over de archeologische periode van de IJzertijd II en III, een periode die duurde van 1000-586 voor de jaartelling. In deze periode regeerden koning Saul, David en Salomo en na de splitsing van het koninkrijk de koningen van Juda en Israël. In 2 Kon. 15: 29 wordt de stad voor het laatst genoemd. “In de dagen van Pekah, de koning van Israël, kwam Tiglath-pileser, de koning van Assyrië, en nam Ijon, Abel-beth-maacah, Janoah, Kedesh, Hazor, Gilead en Galilea in, het hele land Naftali; en hij stuurde hen in ballingschap naar Assyrië.” De Assyrische koning Tiglat Pileser III verwoest de stad in zijn geheel in het jaar 732 voor de jaartelling, kort voordat het 10-stammenrijk in zijn geheel wordt weggevoerd door de Assyriërs. 1https://www.haaretz.com/a-3-400-year-old-mystery-at-tel-hatzor-1.5299777 2https://www.jewishvirtuallibrary.org/hazor Terug naar nu. De opgravingen in het hoogste deel van de stad beslaan ⅛ van het totale oppervlak van deze eens zo grote stad. Ter vergelijking: De Stad van David in Jeruzalem besloeg 35 dunam, deze stad 600! Op deze foto zie je de poort die gebouwd is in de tijd dat koning Salomo de stad versterkte. Deze poort had 6 kamers. Een deel van de poort is hier te zien. De trappen geven binnen de stad toegang tot de ondergrondse waterbron. Veel Kanaänitische steden hadden zo'n waterstelsel binnen de stadsmuren. Denk o.m. aan Megiddo en Jeruzalem. Gedateerd rond 9e eeuw voor de jaartelling, koning Achab. Onder de resten van de Israëlitische poort, gebouwd door koning Salomo, is deze cultische plaats gevonden. Je ziet een platform en een stele, dit is een staande steen, van basalt. (3e millennium voor de jaartelling). De rijke geschiedenis van Hazor en het belang van deze geschiedenis heeft deze opgraving een plaats bezorgd op de UNESCO Werelderfgoedlijst. Als je zin zou hebben om deze site te bezoeken, is het een aanrader om ook het Museum Tel Hazor in de ernaast gelegen kibbutz Ayelet Hashachar te bezoeken. De diverse vondsten uit de Kanaänitische en Israëlitische tijd vertellen er hun verhaal. Bel voor een bezoek aan het museum en voor de openingstijden: 00972-4-693-4855. |
RuthIk ben gids in Israel en woon in Jeruzalem. Categorien |